Op maandag bedden verschonen, de slaapkamers en de was. Op dinsdag de woonkamer. Op woensdag de keuken. Op donderdag het kantoor. Op vrijdag alles nog eens langs lopen. En op zaterdag de tuin en de auto’s. De angst voor de huishoudval was zo groot, dat mijn partners er decennia lang door geteisterd werden. Als ik de afwas deed en manlief las de krant of peuterde zijn neus dan sloegen alle stoppen door en liep ik tierend door het huis. Als mijn echtgenoot de was draaide en ik televisie keek op de bank, moet ik eerlijkheidshalve toegeven, was er geen vuiltje aan de lucht.
Maar gaandeweg het leven (her)ontdekte ik de schoonheid van het ritme waarmee mijn moeder zorgde voor de alledaagse dingen. De emmer water die ze met verve op de stoep smeet, als eerste gevecht tegen het vuil. Het gevoel van geborgenheid dat ik had als peuter. Zittend op de keukenvloer met een eigen emmer en spons, mama helpen met schoonmaken.
Het perspectief op huishouden veranderde nog verder toen mijn moeder heel ziek werd. Ze was bang om dood te gaan en kon er niet over praten. Ik wilde bij haar langs gaan en vroeg een dag van tevoren wat ik voor haar kon doen. Die ochtend belde ze me heel vroeg terug. Met een gebroken en krakende, maar intens vrolijke stem zei ze: ‘Gret ik er over nagedacht en ik weet het! Alle deuren van het appartement moeten nodig gesopt worden. Sinds we hier wonen zijn die niet meer gedaan. Ik wil dat al een hele tijd, maar het komt er alsmaar niet van.’ Haar genoegen, van alleen het idee al dat die deuren weer helemaal spic en span zouden worden, was door de telefoon voelbaar.
Toen ik bij haar aankwam zat ze rusteloos en angstig in haar fauteuil in de kamer. Alras begon ik met het soppen van de deuren. Ik weet niet wat het was, misschien het gevoel van geborgenheid dat er om haar heen gerommeld werd, maar ze werd rustig. In het oeroude vrouwelijke ritme van zorg, dommelde ze wat weg, las het plaatselijke krantje en was intens tevreden. Zonder woorden ontstond er een gevoel van nabijheid en ontspanning. Alle lastigheden, die onbesproken tussen ons lagen, losten op in een emmertje sop. Ze stierf een aantal weken later, maar die middag was eigenlijk ons afscheid.
Nog als ik door de polder fiets en ik zie op maandag de was aan de lijn in de wind opbollen, dan voel ik me kind en ben ik thuis. En als het leven soms onoverzichtelijk en lastig is, dan poets ik een vloer, en voel ik de wijsheid van mijn moeder….
Delen: